Back to top

Sabbath Bible Lessons

Ware Reformatie

 <<    >> 
Les 9 Sabbat, 27 februari 2016

DE BOODSCHAP AAN LAODICÉA

“Ik raad u aan, dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande van uw naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt” (Openbaring 3:18).

“Iedereen moet nu de Heere zoeken. Gods volk zal niet de test doorstaan, tenzij er een opwekking en een reformatie is. De Heere zal niet één ziel toelaten in de woningen, die Hij bereidt voor de rechtvaardigen, die onafhankelijk is.” –Testimonies 7, blz. 285.

Aanvullende studie:   Bijbelkommentaar, blz. 644-656 . 

Zondag 21 februari

1. DE TOESTAND VAN LAODICÉA

A. Welke houding is nu overheersend in de belijdende christelijke wereld? Jesaja 4:1.

B. Wat is de gevaarlijke toestand van de gemeente van Christus tijdens de Laodicéa periode? Openbaring 3:17.

“Er zijn velen, die trots zijn op hun geestelijke rijkdom, hun kennis van de waarheid en zij leven in schuldbewuste zelfmisleiding. Als de gemeenteleden zich vernederen voor God door ijverige, niet halfslachtige, levenloze daden, zal de Heere hen ontvangen.” –The Review and Herald, 23 december 1890.

“Christus kan de namen van hen, die zelfvoldaan zijn, niet in behandeling nemen. Hij kan niet aandringen ten behoeve van een volk, dat geen behoefte gevoelt aan hulp, dat beweert alles te weten en te bezitten.” –Bijbelkommentaar, blz. 650.


Maandag 22 februari

2. DE RECHTSTREEKSE GETUIGENIS AAN LAODICÉA

A. Welke ontstellende aanklacht geeft Christus aan Zijn belijdend volk? Openbaring 3:15-16.

“De boodschap aan de gemeente van Laodicéa is een ontstellende aanklacht en is van toepassing op het volk van God in de tegenwoordige tijd.” –The Review and Herald, 16 september 1873.

B. Welke boodschap was bedoeld om deze toestand te verbeteren en werd verworpen op de in 1888 gehouden Generale Conferentie in Minneapolis? Openbaring 3:18; 18:1.

“De boodschap, aan ons gegeven door A. T. Jones en E. J. Waggoner, is de boodschap van God aan de gemeente van Laodicéa, en smart zal over een ieder komen, die belijdt de waarheid te geloven en toch aan anderen niet de door God gegeven stralen weerkaatst.” –Manuscript Releases 15, blz. 92.

“De boodschap en de boodschappers zijn niet ontvangen maar versmaad. Ik verlangde, dat degenen, die de boodschap van de goddelijke liefde het meest nodig hadden, het kloppen van Christus op de deur van het hart zouden horen en de hemelse gast binnen laten. Maar op de harten van sommigen heeft Jezus tevergeefs geklopt. Door het afwijzen van de boodschap, gegeven in Minneapolis, begingen de mensen zonde. Zij hebben veel grotere zonde begaan door het jarenlang vasthouden van dezelfde haat tegen Gods boodschappers door het verwerpen van de waarheid, die de Heilige Geest zo dringend mogelijk bepleit heeft.” –The Ellen G. White 1888 Materials, blz. 913.

“De tijd van beproeving ligt vlak voor ons, want de luide roep van de derde engel is al begonnen in de openbaring van de gerechtigheid van Christus, de zonde vergevende Verlosser. Dit is het begin van het licht van de engel, wiens heerlijkheid de hele aarde zal vervullen.” –Selected Messages 1, blz. 363.

“Een onwil om vooraf gevormde meningen op te geven en om deze waarheid aan te nemen lag aan de basis van een groot deel van het verzet, getoond in Minneapolis tegen de boodschap van de Heere door de broeders E. J. Waggoner en A. T. Jones. Door het oproepen van dat verzet slaagde Satan erin de weg af te sluiten voor ons volk, in grote mate, de bijzondere kracht van de Heilige Geest, die God verlangde te geven aan hen. De vijand verhinderde hen de bekwaamheid te verkrijgen, die voor hen zou zijn geweest bij het brengen van de waarheid aan de wereld, zoals de apostelen deze verkondigden na de Pinksterdag. Het licht, dat de hele aarde moet verlichten met zijn heerlijkheid, was weerstaan en is door de daden van onze eigen broeders in grote mate weggehouden van de wereld.” –Selected Messages 1, blz. 234-235.


Dinsdag 23 februari

3. DE KANDELAAR BRANDEND HOUDEN

A. Welke waarschuwing wordt ons nu gegeven? Openbaring 2:5; Job 18:5-6; Jeremia 25:10.

“Als wij ophouden met het vervullen van onze opdracht, als de kandelaar weigert licht te weerkaatsen en de grote waarheden, die in vertrouwen aan ons persoonlijk zijn toevertrouwd voor de wereld, niet aan hen gegeven worden, dan zal de kandelaar verwijderd worden.” –The Review and Herald, 7 juni 1887.

“Wij hebben een waarschuwingsboodschap voor de gemeente. God zegt tegen u: ‘Wees ijverig en bekeer u’. ‘Ik zal haastig tot u komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert’ (Openbaring 2:5). Kostbare tijd is verspild, waarin u zielen voor Christus gewonnen kon hebben, zielen die door uw gemakzucht nu verloren zijn. Ieder lid van de gemeente moet nu opgewekt worden voor de plicht. Moge God u helpen de last op te nemen. Laten de gemeenteleden bidden en vasten en geloven. Laten de harten van de ouders worden teruggebracht tot hun kinderen en de harten van de kinderen tot hun ouders, ‘opdat Ik niet kom’, zegt de Heere, ‘en de aarde met een vloek sla’.” –Historical Sketches, blz. 286-287.

“De levende christen is iemand, die zijn eerste liefde niet verlaten heeft en zijn kandelaar niet van zijn plaats verwijderd is.” –The Review and Herald, 1 november 1892.

B. Wat moeten wij doen met het licht, dat wij hebben? Matthéüs 5:16; Lukas 11:33. Wat hebben wij nodig om ons licht te laten schijnen? Matthéüs 25:4.

“Wij moeten naar Jezus kijken, Zijn Geest vangen, in het licht van Zijn goedheid en liefde leven en Zijn heerlijkheid naar anderen weerkaatsen.” –My Life Today, blz. 200.

“Laat de gemeente opstaan en schijnen. Laat elk gezin zelfverloochening in praktijk brengen, alles doen om hun eigen toestand te verbeteren. Degenen, die echt aan de kant van de Heer zijn, zullen zelfverloochenend en zelfopofferend zijn. Zij zullen eten en drinken tot eer van God, weigeren ziel en lichaam te verderven door onmatigheid. Dan zal de toestand van de gemeente getuigen, dat haar licht niet verwijderd is. Maar als gemeenteleden niet het deel doen, dat God hun heeft toegewezen, zal de beweging van gezondheidsreformatie verder gaan zonder hen, en het zal gezien worden, dat God hun kandelaar heeft verwijderd van zijn plaats. Degenen, die weigeren het licht te ontvangen en te gebruiken, zullen worden achtergelaten op de achtergrond.” –Manuscript Releases 13, blz. 339.


Woensdag 24 februari

4. OLIE IN ONZE VATEN

A. Wat is de overeenkomst tussen de Laodicéa toestand en de toestand van de gemeente, vertegenwoordigd door de vijf dwaze maagden? Openbaring 3:15, 18; Matthéüs 25:3, 8-10.

“In deze slapende discipelen ziet Hij (Jezus) een beeld van een slapende gemeente. Zij sliepen, terwijl zij hadden moeten waken.” –Bijbelkommentaar, blz. 346.

“Over de toestand van de gemeente, vertegenwoordigd door de dwaze maagden, wordt ook gesproken als de toestand van Laodicéa.” –The Review and Herald, 19 augustus 1890.

“Hoewel de belijdende volgelingen van Christus in een betreurenswaardige toestand zijn, zijn zij nog niet in zo’n wanhopige omstandigheid als de dwaze maagden, van wie de lampen uitgingen en er was geen tijd om hun vaten met olie bij te vullen. Toen de bruidegom kwam, gingen, die gereed waren, met hem naar de bruiloft; maar toen de dwaze maagden kwamen, was de deur gesloten, en zij waren te laat om toegang te verkrijgen. Maar de raad van de Waarachtige Getuige vertegenwoordigt niet degenen, die lauw zijn als in een hopeloos geval. Er is nog een kans om hun toestand te verhelpen en de Laodicéa boodschap is vol bemoediging; want de afvallige gemeente kan nog het goud van geloof en liefde kopen, kan nog het witte kleed van de gerechtigheid van Christus hebben, zodat de schande van hun naaktheid niet hoeft te worden gezien.” –The Review and Herald, 28 augustus 1894.

B. Wat heeft de sluimerende, lauwe gemeente nodig? Matthéüs 25:4, 7; Leviticus 24:2.

“God roept u op om te schijnen. Maak met nauwgezette zorg uw lampen in orde, doe de olie van genade in uw vaten en houd uw lampen in orde en brandend, zodat uw licht helder en duidelijk kan schijnen te midden van de morele duisternis van deze wereld. Allen, die de waarheid hebben, moeten deze vasthouden in gerechtigheid en de waarde en heiligheid waarderen. Zij moeten God om wijsheid vragen, zodat zij haar stralen kunnen zenden naar alle snelwegen en zijwegen van het leven. Als wij geheiligd zijn door de waarheid, zullen onze zielen worden doordrongen met een diep en blijvend gevoel van het belang ervan, en het zal ons eten en drinken zijn de waarheid te gehoorzamen en het kostbare licht aan anderen door te geven.” –The Review and Herald, 7 februari 1893.


Donderdag 25 februari

5. LICHTDRAGERS VOOR DE WERELD

A. Wat is ons werk tijdens de oordeelsperiode van Laodicéa? Openbaring 3:19-21; 14:6.

“Wij hebben kostbaar licht om het volk aan te bieden, en wij verheugen ons, dat wij een boodschap hebben voor deze tijd, welke de tegenwoordige waarheid is. De boodschap, dat Christus onze gerechtigheid is, heeft verlichting gebracht aan vele, vele zielen en God zegt tot Zijn volk: ‘Ga voorwaarts’.” –The Review and Herald, 23 juli 1889.

“Het is het werk van iedereen, tot wie de waarschuwingsboodschap is gekomen, om Jezus te verheffen, om Hem aan de wereld naar voren te brengen, zoals geopenbaard in typen, zoals in de schaduw gesteld in symbolen, zoals getoond in de openbaringen van de profeten, zoals onbedekt in de lessen, gegeven aan Zijn discipelen en in de wonderbare wonderen voor de mensenkinderen. Onderzoekt de Schriften; want deze zijn het, die van Hem getuigen.

Als u de tijd van benauwdheid wilt doorstaan, moet u Christus kennen, en de gave van Zijn gerechtigheid toe-eigenen, die Hij toerekent aan de berouwvolle zondaar.” –Selected Messages 1, blz. 363.

B. Wat toestand in Christus’ overblijvende gemeente zal een getuige zijn voor de wereld? Johannes 17:20-21; Hebreeën 13:1; 1 Petrus 3:8-9.

“Het is Gods wil, dat eenheid en broederlijke liefde onder Zijn volk zullen bestaan… Hoewel we geen enkel beginsel der waarheid mogen prijsgeven, moet het steeds ons doel zijn deze eenheid te benaderen.” –Patriarchen en Profeten, blz. 470.


Vrijdag 26 februari

Terugblik

1. Wat is de droevige toestand van de gemeente tijdens de Laodicéa periode?

2. Wat belette Gods volk het ontvangen van de bijzondere kracht van de Heilige Geest meer dan 100 jaar geleden?

3. Hoe kunnen wij ons licht laten schijnen?

4. Welke hoop kunnen wij hebben, als wij nadenken over het verschil tussen Laodicéa en de vijf dwaze maagden?

5. Wat is Gods verlangen voor ons in deze tijd?

 <<    >>