Back to top

Sabbath Bible Lessons

Ware Reformatie

 <<    >> 
Les 10 Sabbat, 5 maart 2016

DE VROEGERE GODSVRUCHT DOEN HERLEVEN

“Gelijk ons Zijn goddelijke kracht alles, wat tot het leven en de godzaligheid behoort, geschonken heeft, door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd” (2 Petrus 1:3).

“Pas wanneer Gods wet weer haar rechtmatige plaats krijgt, zal er een herleving zijn van het oorspronkelijke geloof en van de vroegere godsvrucht onder Gods volk.” –De Grote Strijd, blz. 442.

Aanvullende studie:   Lessen uit het Leven van Alledag, blz. 207-208.  
  Colporteur Ministry, blz. 72-75. 

Zondag 28 februari

1. DE GROOTSTE BEHOEFTE VAN DE OVERBLIJVENDE GEMEENTE

A. Wat is het meest onmisbare en dringende van alle behoeften van de gemeente? Hoséa 6:1-2; Jesaja 57:14-15.

“Een herstel van ware godsvrucht onder ons is de grootste en meest dringende van al onze behoeften. Dit te zoeken moet ons eerste werk zijn.” –The Review and Herald, 22 maart 1887.

B. Welke kracht is het, die een echt herstel mogelijk maakt? Zacharia 4:6; Johannes 3:5-6.

“Een wedergeboorte en een reformatie moeten plaatsvinden onder de leiding van de Heilige Geest. Wedergeboorte en reformatie zijn twee verschillende dingen. Wedergeboorte betekent een vernieuwing van het geestelijk leven, een verkwikking van de krachten van geest en hart, een opstanding uit de geestelijke dood. Reformatie betekent een reorganisatie, een verandering in gedachten en theorieën, gewoonten en daden. Reformatie zal niet de goede vrucht van gerechtigheid voortbrengen, tenzij deze verbonden is met de wedergeboorte van de Geest. Wedergeboorte en reformatie moeten hun aangewezen werk doen, en in het doen van dit werk moeten zij zich vermengen.” –The Review and Herald, 25 februari 1902.


Maandag 29 februari

2. EEN WERK VAN HERSTEL

A. Wat is betrokken bij onze opdracht? Jesaja 58:12; Handelingen 3:20-21.

“Levende kracht moet aanwezig zijn bij de boodschap van Christus’ tweede verschijning. Wij mogen niet rusten, tenzij wij zien, dat vele zielen zich bekeren tot de gezegende hoop van de wederkomst van de Heer. In de dagen van de apostelen bewerkte de boodschap, die zij uitdroegen, een echt werk, zielen keerden zich af van de afgoden om de levende God te dienen. Het werk, dat nu gedaan moet worden, is net zo echt, en de waarheid is net zo veel waarheid; alleen wij moeten de boodschap brengen met veel meer ernst, omdat de komst van de Heer dichterbij is. De boodschap voor deze tijd is positief, eenvoudig en van het grootste belang. Wij moeten handelen als mannen en vrouwen, die dit geloven. Wachten, waken, werken, bidden, de wereld waarschuwen, dit is ons werk.” –Evangelism, blz. 219.

B. Hoe ontmoette Nehemia tegenstand bij het herbouwen van de muren van Jeruzalem na de ballingschap? Nehemia 6:3. Wat kunnen wij leren van deze ervaring?

“Het werk van herstel en hervorming door de teruggekeerde ballingen, onder leiding van Zerubbabel, Ezra en Nehemia, vormt een beeld van een werk van geestelijk herstel, dat moet plaatsvinden in de laatste dagen van deze wereldgeschiedenis. Het overblijfsel van Israël was een zwak volk, blootgesteld aan de plunderingen van hun vijanden; maar God wilde door hen op aarde een kennis van Hemzelf en Zijn wet in het leven houden. Ze waren de verdedigers van de ware eredienst, de bewaarders van de wet. Ze ondervonden verschillende dingen bij de herbouw van de tempel en de muren van Jeruzalem, en hadden met krachtige tegenstand te maken. De lasten van de leiders in dit werk waren zwaar; maar deze mannen trokken voorwaarts in onwankelbaar vertrouwen, in een ootmoedige geest, en in vast vertrouwen op God, in het geloof, dat Hij Zijn werk zou doen triomferen. Evenals koning Hizkia hing Nehemia ‘de Here aan, week niet van Hem af en onderhield de geboden… De Here was met hem’ (2 Koningen 18:6-7).” –Profeten en Koningen, blz. 417.

“God roept mannen als Elia, Nathan en Johannes de Doper, mannen, die getrouw Zijn boodschap zullen brengen, zonder aan de gevolgen te denken; mannen die voor de waarheid durven uitkomen, al zou het alles vragen, wat ze bezitten.” –Profeten en Koningen, blz. 88.


Dinsdag 1 maart

3. MEEVOELEN MET ZONDE

A. Hoe beschrijft de Bijbel zonde? 1 Johannes 3:4. Hoe beschouwt God onverstandige sympathie voor zonde? Titus 3:10-11; Éfeze 5:11.

“In het hervormingswerk, dat in onze tijd moet plaatsvinden, is er behoefte aan mannen, die evenals Ezra en Nehemia, de zonde niet zullen vergoelijken of verontschuldigen of ervoor terugschrikken Gods eer te rechtvaardigen. Zij, op wie de last van dit werk drukt, zullen niet zwijgen, als er verkeerd wordt gehandeld en evenmin zullen zij de zonde met de mantel van misplaatste liefde bedekken. Ze zullen bedenken, dat God de persoon niet aanziet, en dat de gestrengheid jegens enkelen barmhartigheid voor velen kan betekenen. Ze zullen ook eraan denken, dat in hem, die het kwaad berispt, altijd de geest van Christus merkbaar moet zijn.” –Profeten en Koningen, blz. 416.

“Vandaag de dag is er een sympathie voor zonde en zondaars, die gevaarlijk is voor de welvaart van de gemeente. U moet liefdadigheid hebben is de roep. Maar dat gevoel, dat het verkeerde zou verontschuldigen en de schuldige beschermen, is niet de liefdadigheid van de Bijbel.” –The Signs of the Times, 6 januari 1881.

B. Moet zonde niet vermaand worden? Éfeze 5:11; 2 Timótheüs 4:2.

“Wanneer zal nog meer gehoord worden in de gemeente de stem van getrouwe berisping: ‘Gij zijt die man’? (Zie 2 Samuël 12:7). Als deze woorden niet zo zeldzaam waren, zouden wij meer de kracht van God zien. De boodschappers van de Heer moeten niet klagen, dat hun inspanningen vruchteloos zijn, tenzij zij berouw hebben over hun liefde voor goedkeuring, hun verlangen om mensen te behagen, die hen leidt tot het onderdrukken van de waarheid en om te roepen: Vrede, wanneer God niet heeft gesproken van vrede.” –Gospel Workers, blz. 150.

“(Zie Johannes 20:23). Christus geeft hier geen vrijheid aan wie ook om een oordeel over anderen te vellen. In de Bergrede verbood Hij dit. Het is het voorrecht van God. Maar op de gemeente in haar georganiseerde bevoegde hoedanigheid plaatst Hij de verantwoordelijkheid voor de individuele leden. Voor hen, die in zonde vallen, heeft de gemeente een plicht om te waarschuwen, te onderwijzen en zo mogelijk te herstellen…

Handel getrouw met degene, die verkeerd doet. Waarschuw iedere ziel, die in gevaar is. Laat niemand zichzelf misleiden. Noem de zonde bij zijn juiste naam. Verklaar, wat God heeft gezegd met betrekking tot liegen, Sabbat overtreden, stelen, afgoderij en over elk ander kwaad. ‘Zij, die zulke dingen doen, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven’ (Galaten 5:21).” –Gospel Workers, blz. 502.


Woensdag 2 maart

4. ERNST OM GOED TE DOEN

A. Hoe ernstig zullen Gods boodschappers zijn voor het goede? Jesaja 58:1.

“In deze tijd van welhaast universele afval roept God Zijn boodschappers op om Zijn wet te verkondigen in de geest en kracht van Elia. Zoals Johannes de Doper bij zijn werk van voorbereiding van een volk op de eerste komst van Christus hun aandacht vestigde op de Tien Geboden, moeten wij de boodschap: ‘Vreest God, en geeft Hem heerlijkheid, want de ure van Zijn oordeel is gekomen’ (Openbaring 14:7), duidelijk doen horen. Wij moeten met dezelfde ernst, die de profeet Elia en Johannes de Doper kenmerkte, ons best doen om de weg voor de wederkomst van Christus te bereiden.” –Bijbelkommentaar, blz. 299.

“Onze boodschap moet net zo direct zijn als de boodschap van Johannes. Hij berispte koningen voor hun ongerechtigheid. Ondanks dat hij zijn leven in gevaar bracht, aarzelde hij niet om Gods woord te verkondigen. En ons werk in deze tijd moet net zo getrouw gedaan worden.” –Gospel Workers, blz. 55.

B. Hoe vaak reageren wij, als wij opgeroepen worden om deel te nemen aan een reformatiewerk en hoe beïnvloedt dit anderen? Deuteronomium 20:8.

C. Wat kunnen wij bedenken op zulke momenten? Jesaja 35:4; Matthéüs 28:20 (laatste deel).

“Elia had niet moeten vluchten van zijn post. Hij had de bedreiging van Izébel moeten beantwoorden met een gebed om bescherming van God, die hem had geboden op te komen voor de eer van Zijn naam. Hij had de boodschapper moeten zeggen, dat de God, in wie hij vertrouwde, hem zou beschermen voor de haat van de koningin. Er waren nog maar weinige uren verstreken, sedert hij getuige was geweest van Gods macht, en dit had hem moeten ervan overtuigen, dat God hem niet alleen zou laten. Als hij gebleven was, waar hij was, en God had gemaakt tot zijn kracht en sterkte, geworteld in de waarheid, zou God hem bewaard hebben voor het kwaad. De Here zou hem nog een duidelijke overwinning hebben getoond door Zijn oordelen over Izébel te zenden; en de indruk, gemaakt op koning en volk, zou een grote hervorming tot stand hebben gebracht.” –Profeten en Koningen, blz. 100.


Donderdag 3 maart

5. DE KRACHT VAN HET VOORBEELD

A. Hoe doeltreffend en verreikend is de kracht van het voorbeeld? 1 Timótheüs 4:12; Jesaja 62:10.

“De mensen zullen zelden hoger stijgen dan hun predikant. Een wereld liefhebbende geest in hem heeft een enorme invloed op anderen. De mensen maken zijn tekortkomingen tot een excuus om hun eigen wereld liefhebbende geest te bedekken…

Predikanten moeten voorbeelden zijn voor de kudde. Zij moeten een onsterfelijke liefde voor zielen tonen en dezelfde toewijding aan de dingen, die zij in de mensen willen zien.” –Testimonies 2, blz. 645-646.

B. Hoe kunnen wij allemaal onszelf misleiden aangaande onze eigen toestand? Matthéüs 23:25-28. Wat is het geneesmiddel? Jakobus 4:8.

“Hervormers zijn geen vernielers. Nooit zullen ze proberen hen te vernietigen, die niet harmoniëren met hun plannen en zich niet bij hen aansluiten. Hervormers moeten steeds vooruit- nooit achteruitgaan. Zij moeten vastbesloten, resoluut, onversaagd zijn, maar die vastberadenheid moet niet ontaarden in een overheersende geest. God verlangt, dat allen, die Hem dienen, zo vast staan als een rots, wanneer het gaat om beginselen, maar dat ze zachtmoedig en nederig van geest zijn, zoals Christus was. Dan, door te blijven in Christus, kunnen zij het werk doen, dat Hij zou doen, ware Hij in hun plaats.” –Uit de Schatkamer der Getuigenissen 2, blz. 444-445.

“De godsdienst van Jezus verzacht alles, wat hard en ruw is in de geaardheid, en effent, wat grof en scherp is in het gedrag. Het maakt de woorden vriendelijk en het gedrag innemend. Laten wij leren van Christus hoe een hoge mate van zuiverheid en rechtschapenheid te verenigen met een vrolijk karakter. Een vriendelijke, beleefde christen is het krachtigste argument, dat aangevoerd kan worden ten gunste van het christendom.” –Colporteur Ministry, blz. 73.


Vrijdag 4 maart

Terugblik

1. Wat is de grootste behoefte van de gemeente nu?

2. Hoe kunnen wij betrokken zijn bij het brengen van de boodschap van Jezus’ spoedige wederkomst?

3. Wat is de verantwoordelijkheid van de gemeente ten opzichte van haar leden?

4. Wat moet onze houding zijn, als wij een reformatiewerk ondernemen?

5. Hoe kunnen wij Jezus’ voorbeeld volgen in onze manier van omgaan met anderen?

 <<    >>