ZONDAG
8 november
1. IN AFWACHTING VAN UW ZAAK
A. Wie moet zijn zaak afwachten in het oordeel? 2 Korinthe 5:10. Bij wie begint het? 1 Petrus 4:17.
“Wanneer de boeken in het oordeel worden geopend, gaat het leven van allen, die in Christus hebben geloofd aan Gods oog voorbij. Eerst komen de eerste mensen, die op aarde hebben geleefd aan de beurt. Daarna zal onze Voorspraak de gevallen van alle geslachten, die na hen zijn gekomen, stuk voor stuk, in behandeling nemen en Hij eindigt met de mensen, die nog in leven zijn. Elke naam wordt afgeroepen en elk geval wordt nauwkeurig onderzocht.” –De Grote Strijd, blz. 446.
B. Wanneer worden de meeste mensen geoordeeld? Hebreeën 9:27. Waarom?
C. Op welk bewijs is het oordeel gebaseerd? Openbaring 20:11-12. Wat is opgeschreven in de boeken? Jeremia 2:22; Maleáchi 3:16; Nehemia 13:14.
MAANDAG
9 november
2. DE STANDAARD EN DE ADVOCAAT
A. Wat is de standaard, waardoor wij moeten worden geoordeeld? Jakobus 2:10-12. Wat is het kenmerk van deze standaard en wat eist deze? Psalm 19:8; Matthéüs 5:48.
“Gods wet is de maatstaf, waaraan het karakter en het leven van de mensen in het oordeel zal worden getoetst.” –De Grote Strijd, blz. 445.
“In Zijn leringen toonde Christus, hoe verstrekkend de principes van de op de Sinaï uitgesproken wet zijn. Hij maakte een levende toepassing van die wet, de beginselen ervan blijven altijd de grote standaard van gerechtigheid, de standaard waardoor allen geoordeeld zullen worden op die grote dag, wanneer het gericht zal plaats nemen en de boeken zullen worden geopend.” –Selected Messages 1, blz. 211.
B. Wat is de straf voor ongerechtigheid? Romeinen 6:23. Is er nog hoop voor iemand met een slecht verslag? 1 Johannes 2:1-2.
“De dood van de zondeloze Zoon van God toont aan, dat ‘het loon dat de zonde geeft, de dood is’ (Romeinen 6:23) en dat er op elke overtreding van Gods wet een rechtvaardige straf volgt. Christus, die zonder zonde was, is voor de mens tot zonde gemaakt. Hij droeg de straf voor de overtreding en ook het verdriet, dat het aangezicht van Zijn Vader verborgen bleef, tot Zijn hart was gebroken en Zijn leven was verbrijzeld. Dit grote offer werd gebracht, opdat zondaren verlost zouden kunnen worden. Er was geen andere manier om de mens te bevrijden van de straf der zonde.” –De Grote Strijd, blz. 495.
C. Hoe moeten wij de verzoening ontvangen? Romeinen 3:25; 1 Johannes 1:9.
“De voorbeelden van echt berouw en echte verootmoediging in Gods Woord laten zien, in welke geest belijdenis moet worden gedaan: zonder verontschuldiging voor de zonde, zonder pogingen tot zelfrechtvaardiging. Paulus probeerde niet zichzelf in bescherming te nemen. Hij schildert zijn zonde in de donkerste schakering en probeert zijn schuld niet te verkleinen…
Het nederige en gebroken hart, dat door oprecht berouw gedwee gemaakt is, zal iets van de liefde van God en van de prijs, die op Golgotha betaald werd, begrijpen. En zoals een zoon aan een vader, die hem lief heeft, zijn schuld belijdt, zo brengt iemand, die echt berouw heeft, zijn zonde voor God. Er staat geschreven: ‘Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid’ (1 Johannes 1:9).” –Schreden naar Christus, blz. 49-50.
DINSDAG
10 november
3. DE TIJD VAN HET OORDEEL
A. Wat zal er gebeuren met degenen, die de Advocaat oprecht hebben aangenomen? Johannes 11:25; Johannes 5:24-29.
“Bij de namen van allen, die hun zonden hebben beleden en het verzoenend bloed van Christus hebben aangenomen, staat in de boeken des hemels genoteerd, dat ze vergiffenis hebben ontvangen. Daar zij met Christus’ gerechtigheid zijn bekleed en hun karakter in harmonie is met Gods wet, zullen hun zonden worden uitgewist en zullen ze ‘waardig worden gekeurd’ om het eeuwige leven te hebben.” –De Grote Strijd, blz. 446.
B. Als Jezus terugkomt, wat zal Hij dan met Zich meebrengen en wat doet Hij ermee? Openbaring 22:12; 2 Timótheüs 4:7-8.
C. Wat moet er eerst gebeuren, zodat Christus de gelovigen kan belonen? 1 Timótheüs 5:24; 1 Petrus 4:17; Lukas 20:35-36.
“Eer ten slotte het loon wordt gegeven, moet worden bepaald, wie geschikt is om te delen in de erfenis van de rechtvaardigen. Deze beslissing moet plaatsvinden vóór de wederkomst van Christus op de wolken des hemels, want wanneer Hij komt, is Zijn loon met Hem om een ieder te geven naarmate zijn werk zal zijn (Openbaring 22:12). Vóór Zijn komst moet dus het karakter van ieders werk zijn bepaald en ieder van Christus’ volgelingen zal worden beloond overeenkomstig, hetgeen hij heeft gedaan.
Terwijl de mensen nog op de aarde leven, vindt in de hemel het werk van het onderzoekend oordeel plaats. De levens van al Gods volgelingen gaan aan Gods oog voorbij. Allen worden onderzocht aan de hand van wat in de hemelse boeken wordt vermeld en op grond van zijn daden wordt het lot van iedereen voor altijd beslist.” –Lessen uit het Leven van Alledag, blz. 190.
“Er zal dan geen genadetijd meer zijn om zich gereed te maken voor de eeuwigheid. In dit leven moeten wij ons bekleden met het kleed van Christus’ gerechtigheid. Dit is onze enige kans om een karakter te vormen voor het tehuis, dat Christus bereid heeft voor hen, die Zijn geboden gehoorzamen.” –Lessen uit het Leven van Alledag, blz. 196.
WOENSDAG
11 november
4. HET UITDELGEN VAN DE ZONDEN
A. Wat zal gebeurd zijn met de zonden van de rechtvaardigen, die hun beloning bij de opstanding ontvangen? Micha 7:19; Jesaja 43:25.
“Het onderzoekend oordeel en de uitdelging van de zonden moeten vóór de wederkomst zijn voltooid. Daar de doden worden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven staat, is het uitgesloten, dat de zonden worden uitgewist vóór het oordeel, waarop hun geval wordt onderzocht. De apostel Petrus verklaart heel duidelijk, dat de zonden van de gelovigen zullen worden uitgedelgd, ‘opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, en Hij de Christus, die voor u te voren bestemd was, Jezus zende’ (Handelingen 3:19-20). Wanneer het onderzoekend oordeel heeft plaats gehad, zal Christus terugkomen, en ‘Hij zal Zijn loon bij Zich hebben om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is’.” –De Grote Strijd, blz. 447-448.
B. Verklaar, hoe de gelijkenis van de onrechtvaardige dienstknecht (Matthéüs 18:23-35) het verschil toont tussen vergeving en uitdelging. Hoewel wij nu getrouw kunnen zijn, welke nuchtere werkelijkheid moet ons altijd waakzaam houden? Ezechiël 33:13-16.
C. Wat gebeurt er met de naam van een ontrouwe persoon, geschreven in het boek des levens? Exodus 32:32-33. Hoe wordt een naam er in de eerste plaats ingeschreven en wier namen zullen worden bewaard? Filippensen 4:3; Openbaring 3:5.
“We leven nu op de Grote Verzoendag. In de zinnebeeldige dienst moesten de Israëlieten hun ziel verootmoedigen door hun zonden te belijden en zich te vernederen voor God op het ogenblik, dat de hogepriester verzoening deed voor Israël, want anders zouden zij van het volk worden afgesneden. Zo moeten allen, die willen, dat hun naam in het boek des levens blijft nú, in de korte genadetijd, die hun nog gegund is, hun ziel verootmoedigen voor God door hun zonden te belijden en door oprecht berouw te tonen. Ze moeten een nauwkeurig en grondig gewetensonderzoek instellen… Hoewel alle volken voor Gods vierschaar moeten verschijnen, zal Hij elk geval toch even nauwkeurig onderzoeken, als wanneer er maar één mens op aarde was.” –De Grote Strijd, blz. 451-452.
DONDERDAG
12 november
5. ONDERZOEK EN BELONING
A. Wat moet er eerst gebeuren, zodat de zonden uitgedelgd worden, zoals beschreven in de gelijkenis van de man zonder bruiloftskleed? Matthéüs 22:9-14. Wat wordt gesymboliseerd door het bruiloftskleed? Openbaring 19:8; Filippensen 3:9.
“Het onderzoek van de gasten aan de maaltijd van de koning op het (bruilofts)feest heeft betrekking op een oordeelswerk. De gasten bij het evangeliefeest zijn mensen, die zeggen, dat zij God dienen, van wie de namen geschreven staan in het boek des levens…
Met het bruiloftskleed uit de gelijkenis wordt het zuivere, smetteloze karakter voorgesteld, dat ieder van Christus’ volgelingen moet bezitten… Het is de gerechtigheid van Christus, Zijn onbesmet karakter, dat door het geloof wordt meegedeeld aan allen, die Hem als hun persoonlijke Heiland aanvaarden.” –Lessen uit het Leven van Alledag, blz. 190.
B. Welke werk doet Christus nu voor elke berouwvolle zondaar en welke uitspraak zal worden gedaan, als dat werk gedaan is? Hebreeën 2:17; Openbaring 22:11-12; Daniël 12:1.
C. Wat is Jezus’ waarschuwing aan ons, omdat het oordeel eindigt met de laatste generatie, die geoordeeld wordt, terwijl zij leven? Markus 13:33. Welke zekerheid hebben wij? Hebreeën 4:14-16; 13:20-21.
“Het oordeel vindt nu plaats in het hemelse heiligdom… Binnenkort, niemand weet wanneer, zullen de levenden worden geoordeeld.” –De Grote Strijd, blz. 452.
VRIJDAG
13 november
TERUGBLIK
1. Waarom is de tijd van het oordeel zo'n plechtige tijd om in te leven?
2. Hoe kunnen wij er zeker van zijn ‘niet schuldig’ geoordeeld te worden?
3. Waarom moet de beoordeling van belijdende gelovigen gebeuren voor de Tweede Komst?
4. Wat is het verschil tussen vergeving en uitdelging van zonden?
5. Welke ervaring moeten Christus’ ware volgelingen hebben, die geoordeeld zullen worden, terwijl zij leven?