Back to top

Sabbath Bible Lessons

Het Komende Koninkrijk

 <<    >> 
Les 11 SABBAT, 12 december 2015

DE LAATSTE VIJAND

“De laatste vijand, die tenietgedaan wordt, is de dood” (1 Korinthe 15:26).

“In de hemel kan er geen lijden zijn. Er zullen geen tranen, geen begrafenissen en geen tekenen van rouw meer zijn.” –De Grote Strijd, blz. 622.

Aanvullende studie:   De Grote Strijd, blz. 488-504. 

ZONDAG 6 december

1. DE OORSPRONG VAN DE DOOD EN DE EERSTE GROTE LEUGEN

A. Met wat was de eerste Bijbelse vermelding van de dood verbonden? Genesis 2:17. Welke leugen werd verteld door de slang in een gesprek, dat bij deze boom plaats vond? Genesis 3:1-4.

“De grote bedrieger was de enige, die Adam het eeuwige leven beloofde, als hij ongehoorzaam was. De uitspraak van de slang in de hof van Eden: ‘Gij zult geenszins sterven’ (Genesis 3:4), was de eerste preek, die ooit over de onsterfelijkheid van de ziel werd gehouden. Toch worden deze woorden, die slechts steunen op het gezag van Satan, van de kansels van christelijke kerken verkondigd en worden ze door de meeste mensen even gretig aanvaard, zoals het eerste mensenpaar dat deed. Gods uitspraak: ‘De ziel die zondigt, die zal sterven’ (Ezechiël 18:20), wordt als volgt uitgelegd: ‘De ziel die zondigt, zal niet sterven, maar eeuwig leven’. Wij kunnen er ons slechts over verwonderen, dat de mensen zo lichtgelovig zijn, wanneer het Satans woorden zijn en zo ongelovig staan tegenover Gods woorden.” –De Grote Strijd, blz. 490.

B. Wat deed het eerste paar, toen zij geconfronteerd werden met de verleiding om van deze boom te eten? Genesis 3:6. Wat kwam als gevolg van deze zonde? Romeinen 5:12; 6:23.

“Iedereen weet nu, dat het loon, dat de zonde geeft, niet vrijheid, onafhankelijkheid en het eeuwige leven is, maar slavernij, ondergang en dood.” –De Grote Strijd, blz. 616.


MAANDAG 7 december

2. DE AARD VAN DE DOOD

A. Hoe bracht God lichaam en adem samen om leven te geven aan de eerste mens? Genesis 2:7. Wat gebeurt er als een ziel sterft? Psalm 146:4.

B. Welke zeggenschap heeft iemand over de dood en welke toestand volgt er op het sterven? Psalm 6:6; 89:49; 115:17; Prediker 8:8; 9:5.

“De leerstelling, dat de mens bewust is na de dood, is gebaseerd op de fundamentele dwaling van de natuurlijke onsterfelijkheid. Deze leer is net zoals die van de eeuwige pijniging in strijd met de Bijbel, met de rede en met onze gevoelens van menselijkheid. Volgens de populaire opvatting zijn de verlosten in de hemel op de hoogte van alles, wat er hier op aarde gebeurt, en meer in het bijzonder, van het leven van hun vrienden, die ze hebben achtergelaten. Maar hoe kan het voor de doden een bron van geluk zijn, als ze de moeilijkheden van de levenden kennen, als ze zien, welke zonden worden bedreven door hun geliefden, en als ze weten welk verdriet, welke teleurstellingen en angsten ze moeten doorstaan? Hoeveel hemelse vreugde zouden zij, die rond hun vrienden op aarde zweven, kunnen beleven? Hoe weerzinwekkend is het geloof, dat de ziel van de onboetvaardigen onmiddellijk na het uitblazen van de laatste adem naar de vlammen van de hel gaat! Welke angsten moeten zij, die hun vrienden onvoorbereid in het graf zien dalen, een eeuwigheid van leed en zonde tegemoet, niet hebben doorstaan! Velen zijn krankzinnig geworden door deze folterende gedachte.” –De Grote Strijd, blz. 499-500.

C. Wat zei Jezus over de dood? Matthéüs 9:18-19, 23-24; Johannes 11:11-14.

“Christus stelt de dood voor als een slaap voor Zijn gelovige kinderen. Hun leven is verborgen met Christus in God, en zij, die sterven, zullen in Hem slapen, tot de laatste bazuin zal klinken.” –De Wens der Eeuwen, blz. 456.

D. Hoe gaf de apostel Petrus te kennen, dat een rechtvaardig iemand niet onmiddellijk bij de dood naar de hemel gaat? Handelingen 2:29, 34.


DINSDAG 8 december

3. DE LEUGEN VAN DE SLANG HERHAALD

A. Hoe werden de Israëlieten gewaarschuwd tegen heidense gewoonten, die veronderstelden verbinding met de doden te hebben? Leviticus 19:28; Deuteronomium 14:1.

“Bijna alle vormen van waarzeggerij en toverij berustten vroeger op het geloof, dat men met de doden kon spreken. Zij, die de zwarte kunst beoefenden, beweerden omgang te hebben met de geesten van overledenen, die hen meedeelden, wat de toekomst verborgen hield…

Dit geloof in het omgaan met de doden vormde de hoeksteen van de heidense afgodendienst. De goden der heidenen waren, naar men meende, de geesten van overleden helden, die goddelijk waren geworden. Eigenlijk was de godsdienst der heidenen dus een dodenverering…

De vergoding der overledenen heeft een belangrijke rol gespeeld in vrijwel elke heidense godsdienst, evenals de zogenaamde omgang met de doden. Men meende, dat de goden hun wil bekend maakten aan de mensen, en wanneer men hun raad vroeg, ook raad gaven. De beroemde orakels in Griekenland en Rome waren van deze aard.” –Patriarchen en Profeten, blz. 622.

B. Hoe werd koning Saul geleid om raad te vragen van Satan onder het mom van de veronderstelde geest van de dode profeet? 1 Samuël 28:7-14.

C. Wat moet het gezichtspunt zijn van elke ware aanbidder van de levende God? Jesaja 8:19-20.

“Als de mensen de waarheid over de natuur van de mens en de toestand van de doden, die zo duidelijk in de Bijbel worden uiteengezet, hadden aanvaard, zouden zij in de uitspraken en verschijningen van het spiritisme het werk van Satan met al zijn krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen hebben gezien. Maar de mensen willen de vrijheid, die het vleselijke hart zo dierbaar is, niet prijsgeven en ze willen geen eind maken aan de zonden, die zij zo graag koesteren en daarom sluiten ze hun ogen voor het licht en leven verder zonder acht te slaan op de waarschuwingen, terwijl Satan hen in zijn netten verstrikt en zij zijn prooi worden. ‘Omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden’, daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven’ (2 Thessalonicensen 2:10-11).” –De Grote Strijd, blz. 514-515.


WOENSDAG 9 december

4. CHRISTUS’ OVERWINNING OP DE DOOD

A. Wie beheerst leven en dood? Psalm 68:21; Openbaring 1:18. Wat deed Jezus, hoewel Hij de sleutels van de dood heeft? Hebreeën 2:9; Handelingen 2:24.

“In Christus is het leven, oorspronkelijk echt, aan niets anders ontleend. ‘Wie de Zoon heeft, heeft het leven’ (1 Johannes 5:12). De goddelijkheid van Christus is voor de gelovige de zekerheid voor het eeuwige leven. ‘Wie in Mij gelooft,’, zei Jezus, ‘zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?’ (Johannes 11:25-26). Christus ziet hier vooruit op de tijd van Zijn tweede komst. Dan zullen de rechtvaardige doden onvergankelijk worden opgewekt, en de levende rechtvaardigen zullen in de hemel worden opgenomen zonder de dood te zien… Door Zijn Woord en Zijn werken verklaarde Hij, dat Hij de Bewerker van de opstanding was. Hij, Die Zelf spoedig aan het kruis zou sterven, stond daar met de sleutels van de dood, een overwinnaar van het graf, en deed Zijn recht en macht om eeuwige leven te schenken, gelden.” –De Wens der Eeuwen, blz. 459-460.

B. Wat heeft Jezus met de dood gedaan? 2 Timótheüs 1:10; Hebreeën 2:14-15.

“De vraag: “Zo een mens sterft, zal hij wederom leven?” is beantwoord geworden. Door de straf der zonde te dragen, door in het graf neder te dalen, heeft Christus het graf verlicht voor allen, die in het geloof sterven. In menselijke gedaante heeft God leven en onsterfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie. Door Zijn dood verzekerde Christus het eeuwig leven voor allen, die in Hem geloven. Door te sterven veroordeelde Hij de aanstichter van zonde en ontrouw de straf der zonde te ondergaan, namelijk de eeuwige dood.” –Uit de Schatkamer der Getuigenissen 2, blz. 512.

C. Wat is Gods gave in tegenstelling tot de doodstraf? Romeinen 6:23; Johannes 3:16.

“Voor de gelovige is Christus de Opstanding en het Leven. In onze Heiland is het leven, dat verloren was gegaan door de zonde, hersteld; immers Hij heeft leven in Zichzelf om levend te maken, wie Hij wil.” –De Wens der Eeuwen, blz. 690.

“Alle gelovigen, die de natuurlijke dood ondergaan, hebben door het eten van het vlees en het drinken van het bloed van de Zoon van God eeuwig leven in zichzelf, het leven van Jezus Christus. Door Zijn sterven heeft Jezus het voor hen, die in Hem geloven, onmogelijk gemaakt om voor eeuwig te sterven.” –Bijbelkommentaar, blz. 585.


DONDERDAG 10 december

5. DE DOOD VERNIETIGD

A. Wat gebeurt er na de eerste en de tweede opstanding? Openbaring 20:4-15.

“Aan het einde van ‘de duizend jaar’, … roept Hij (Christus) de doden, die Hem niet als hun Verlosser hebben aangenomen, uit het graf om hun straf te ondergaan… Maar er is een enorm verschil tussen hen en de verlosten, die zijn opgestaan bij de eerste opstanding! De verlosten kregen de onsterfelijkheid en de eeuwige schoonheid. Zij, die eeuwig verloren gaan, dragen de sporen van ziekte en dood.” –De Grote Strijd, blz. 611.

B. Wat zal er uiteindelijk gebeuren met alle goddelozen? Matthéüs 13:40-42. Wat is aan hen opgelegd in plaats van eeuwige straf? Maleáchi 4:1-3.

“Sommigen (der goddelozen) worden in een oogwenk vernietigd, terwijl anderen vele dagen lijden. Iedereen wordt gestraft ‘naar zijn werken’ (Psalm 28:4)…

Hij (Satan) moet niet alleen voor zijn eigen opstand boeten, maar voor alle zonden waartoe hij Gods volk heeft verleid. Zijn straf zal veel groter zijn dan die van hen, die hij heeft misleid. Wanneer allen, die het slachtoffer zijn geworden van zijn bedrog dood zijn, zal hij verder leven en nog moeten lijden. De goddelozen worden met wortel en tak definitief uitgeroeid. Satan is de wortel en zij zijn takken. De straf is voltrokken. Het recht heeft zijn loop gehad. De hemel en de aarde zijn daar getuige van geweest en verkondigen Gods rechtvaardigheid.” –De Grote Strijd, blz. 619-620.

C. Wat gebeurt er ook met de dood zelf? 1 Korinthe 15:26; Openbaring 21:4.


VRIJDAG 11 december

TERUGBLIK

1. Hoe was de dood in deze wereld gekomen?

2. In welke staat komt iemand na de dood?

3. Hoe werd de eerste leugen van de slang bestendigd door de geschiedenis heen?

4. Wat heeft Christus gedaan met de vloek van de dood?

5. Hoe weten wij, dat de goddelozen niet worden overgelaten aan eeuwig branden?

 <<    >>