ZONDAG
26 oktober
1. WIJ ZIJN GODS RENTMEESTERS
A. Welke voorziening uit de overvloed, waarmee God de aarde zegent, heeft Hij getroffen ter ondersteuning van de armen? Psalm 65:10-12; 68:11; 107:9.
B. Welke taak geeft Christus aan Zijn volgelingen, als Hij zegt: ‘Zalig zijn de barmhartigen’? Matthéüs 5:7.
“Er is nooit een tijd geweest, dat er meer behoefte was aan het uitoefenen van barmhartigheid dan nu. De armen zijn overal om ons heen, de noodlijdenden, de bedroefden, de treurenden en degenen die op het punt staan verloren te gaan.
Degenen, die rijkdom hebben verworven, hebben deze verworven door het gebruik van de talenten, die zij kregen van God, maar deze talenten voor het verwerven van bezittingen werden aan hen gegeven, zodat zij degenen zouden kunnen helpen, die in armoede leven. Deze gaven werden geschonken aan mensen door Hem, die Zijn zon laat schijnen en Zijn regen laat vallen op de rechtvaardigen en onrechtvaardigen, zodat door de vruchtbaarheid van de aarde de mensen overvloedige voorraden kunnen hebben voor al hun behoeften.” –Welfare Ministry, blz. 15.
MAANDAG
27 oktober
2. ONZE PLICHT VOOR DE WERELD
A. Welke ellende bestaat ook in zogenaamde christelijke landen, omdat volgens 1 Johannes 5:19 de hele wereld onder de machten der duisternis is?
“Terwijl God in Zijn voorzienigheid de aarde heeft overladen met Zijn goedertierenheden en haar schathuizen heeft gevuld met de vertroostingen des levens, heersen gebrek en ellende aan alle kanten. Een milddadige Voorzienigheid is gelegd in de handen van Zijn menselijke werktuigen alsook overvloed om in de behoeften van allen te voorzien, maar de rentmeesters Gods zijn ontrouw. In de belijdende christelijke wereld wordt genoeg uitgegeven voor buitensporig uiterlijk vertoon om te voorzien in de behoeften van al de hongerigen en de naakten te kleden. Velen, die zich genoemd hebben naar de Naam van Christus, geven Zijn geld uit voor zelfzuchtige genoegens, voor de bevrediging der begeerte, voor alcohol en lekkernijen, voor weelderige huizen, meubilair en kleding, terwijl zij menselijke wezens nauwelijks een medelijdende blik of een woord van medeleven gunnen.
Wat een ellende bestaat er juist te midden van onze zogenaamde christelijke landen! Denkt eens aan de toestand van de armen in onze grote steden. In deze steden wonen massa’s menselijke wezens, die lang niet die zorg en toewijding ontvangen, welke geschonken worden aan bruten. Daar zijn duizenden rampzalige kinderen, die in vodden gekleed zijn en bijna omkomend van honger, bij wie de ondeugd en de ontaarding op de gezichten staan te lezen.” –Uit de Schatkamer der Getuigenissen 2, blz. 538-539.
B. Welke zegeningen wil God ons aan de wereld laten geven behalve de kennis van de weg der verlossing? Jesaja 58:7; Jakobus 1:27.
“Sommigen denken, dat wanneer zij voor dit werk geld geven, zij aan hun plicht hebben voldaan; maar dit is een dwaling. Geldelijke gaven kunnen niet de plaats innemen van persoonlijk dienen. Het is goed om van onze middelen te geven, en nog veel meer moesten dit doen; maar naar gelang hun kracht en gelegenheden wordt van allen persoonlijke dienst verwacht.
Het werk om de nooddruftigen, de verdrukten, de lijdenden, de verlatenen bijeen te vergaderen is juist het werk, dat elke gemeente, die de waarheid van deze tijd gelooft, al lang gedaan moest hebben.” -Uit de Schatkamer der Getuigenissen 2, blz. 539-540.
“Hemelse engelen wachten op de mensen om samen te werken met hen in de praktische uitvoering van de beginselen van de waarheid. Het is door de vertegenwoordigers van onze sanatoria en verwante ondernemingen, dat er veel van dit werk gedaan moet worden.” –Testimonies 7, blz. 58-59.
DINSDAG
28 oktober
3. ‘GIJ ZULT UW NAASTE LIEFHEBBEN ALS UZELF’
A. Welke zelfopoffering is een echte weergave van het karakter van Christus? Galaten 6:9-10; Romeinen 12:20.
“Wij moeten het minzame medelijden van de Samaritaan tot uitdrukking brengen door in de lichamelijke behoeften te voorzien, de hongerigen te spijzigen, de armen, de uitgeworpenen in onze huizen op te nemen, door elke dag van God genade en kracht te vergaren, waardoor wij in staat zullen zijn om dóór te dringen tot in de diepste diepten van de menselijke ellende en diegenen te helpen, die onmogelijk zichzelf kunnen helpen.” –Uit de Schatkamer der Getuigenissen 2, blz. 540.
“Deze les (in het verhaal van de barmhartige Samaritaan) is niet minder nodig in de wereld van nu dan, toen Jezus deze woorden uitsprak. Zelfzucht en koude vormendienst hebben bijkans het liefdesvuur gedoofd en de goede eigenschappen, die het karakter een aangename reuk moeten geven, verdreven. Velen, die Zijn naam belijden, hebben het feit uit het oog verloren, dat christenen Christus moeten vertegenwoordigen. Indien wij niet daadwerkelijk onszelf ten bate van anderen verloochenen, in de familiekring, in onze omgeving, in de gemeente en waar we ook mogen zijn, dan zijn we geen christenen, ongeacht wat wij belijden.” -De Wens der Eeuwen, blz. 436.
B. Hoe kunnen wij het beste de godsdienstige belangstelling van onze naasten opwekken? 2 Thessalonicensen 3:13.
“Elk gemeentelid moet het als zijn bijzondere plicht voelen om voor mensen in zijn omgeving te werken. Ga eens na, hoe u diegenen het best kunt helpen, die voor godsdienstige dingen geen belangstelling hebben. Bezoekt u uw kennissen en buren, toon dan belangstelling zowel voor hun geestelijk als voor hun stoffelijk welvaren. Breng Christus naar voren als de Heiland, Die de zonden vergeeft. Nodig uw buren uit in uw huis en lees met hen in de kostelijke Bijbel en in de boeken, die de waarheid verklaren. Dit, gepaard gaande met eenvoudige liederen en vurige gebeden, zal hun hart beroeren. Laten gemeenteleden zichzelf scholen om dit werk te doen. Dit is even nodig als het redden van in duisternis verkerende zielen in vreemde landen. Terwijl sommigen de verantwoordelijkheid voelen voor zielen in verre landen, moeten de velen, die thuis blijven, de verantwoordelijkheid voelen voor de zielen rondom hen en zij moeten even ijverig voor hun zaligheid werken.” –Uit de Schatkamer der Getuigenissen 2, blz. 540.
WOENSDAG
29 oktober
4. EEN SPECIALE ZEGEN VOOR DE BARMHARTIGE
A. Hoeveel klassen van mensen zullen er zijn, wanneer Christus in Zijn heerlijkheid zal komen? Wat zal Hij zeggen tot degenen aan Zijn ‘rechterhand’? Matthéüs 25:34-36.
“Zij, die in het oordeel door Christus geprezen worden, hebben misschien weinig van theologie geweten, maar zij hebben Zijn grondbeginselen liefgehad. Door de invloed van de goddelijke Geest zijn zij tot een zegen geweest voor de mensen in hun omgeving. Zelfs onder de heidenen zijn mensen, die de geest van vriendelijkheid hebben gekoesterd; voordat de woorden des levens hun oren bereikten, hebben zij als vriend gehandeld jegens de zendelingen, en aan hen hulp verleend zelfs met gevaar voor hun eigen leven. Onder de heidenen zijn mensen, die zonder dat te weten, God dienen, mensen aan wie het licht nooit gebracht wordt door menselijke werktuigen, en toch zullen zij niet verloren gaan. Hoewel zij niet bekend zijn met de geschreven wet van God, hebben ze gehoord, hoe Zijn stem tot hen sprak in de natuur, en zij hebben de dingen gedaan, die de wet vereist. Hun werken zijn het bewijs, dat de Heilige Geest hun hart heeft aangeraakt, en zij worden erkend als kinderen Gods.
Hoe verwonderd en verheugd zullen de nederigen onder de volken zijn en onder de heidenen, wanneer zij uit de mond van de Heiland horen: ‘In zoverre gij dit aan één van deze Mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (Matthéüs 25:40)! Hoe verblijd zal het hart van de Oneindige Liefde zijn, wanneer Zijn volgelingen bij Zijn goedkeurende woorden met verbazing en vreugde opzien! ...
Hij (Christus) stelt zich gelijk met ieder mensenkind. Opdat wij leden zouden kunnen worden van het hemelse gezin, is Hij lid geworden van het aardse gezin. Hij is de Zoon des mensen, en zo is Hij een broeder van iedere zoon en dochter van Adam.” -De Wens der Eeuwen, blz. 559.
B. Waarom moeten wij barmhartig zijn voor alle zondaren? Matthéüs 25:37-40.
“Zijn (Christus’) volgelingen mogen niet het gevoel hebben, dat zij los staan van de verloren gaande wereld rondom hen. Zij maken deel uit van het grote weefsel, dat de mensheid vormt; en de Hemel ziet op hen neer als broeders, evenzeer van zondaren alsook van heiligen. De liefde van Christus omsluit de gevallenen, de dwalenden en de met zonden beladenen; en iedere vriendelijke daad, die bewezen wordt om een gevallen ziel op te heffen, iedere daad van barmhartigheid wordt aanvaard, alsof wij die aan Hem hadden bewezen.” -De Wens der Eeuwen, blz. 559.
DONDERDAG
30 oktober
5. LATEN WIJ ONZELFZUCHTIGE WERKERS ZIJN
A. Hoe roept de apostel Paulus ons op om samen te werken met de hemelse engelen in hun dienstwerk voor zondaars? Hebreeën 13:1-2.
“Wanneer u de deur voor de behoeftigen en lijdenden van Christus opent, verwelkomt u ongeziene engelen. U nodigt het gezelschap van hemelse wezens uit. Zij brengen een heilige atmosfeer van vreugde en vrede mee. Ze komen met lofliederen op hun lippen, en in de hemel wordt een melodie gehoord, die daarop antwoordt. Iedere barmhartige daad klinkt daar als muziek. De Vader op Zijn troon rekent de onzelfzuchtige werkers onder Zijn meest kostbare schatten.” -De Wens der Eeuwen, blz. 560.
“Velen denken, dat het een groot voorrecht zou zijn de plaatsen te bezoeken, waar het leven van Christus op aarde zich heeft afgespeeld, te wandelen waar Hij heeft gewandeld, te kijken naar het meer aan welks oever Hij zo gaarne onderwijs gaf, en de heuvels en dalen waarop Zijn ogen zo dikwijls rustten. Maar we hoeven niet naar Nazareth te gaan of naar Kapernaüm of naar Bethanië om in de voetstappen van Jezus te wandelen. Wij zullen Zijn voetstappen vinden naast het ziekbed, in de armoedige krotten, in de dichtbevolkte stegen van de grote stad en op iedere plaats, waar mensenharten behoefte hebben aan vertroosting. Door te doen zoals Jezus deed, toen Hij op aarde was, zullen wij in Zijn voetsporen wandelen.” -De Wens der Eeuwen, blz. 561.
“In allen, die lijden om Mijn naam, zei Jezus, moet u Mij herkennen. Zoals u Mij zou dienen, zo moet u hen dienen. Dit is het bewijs, dat u Mijn discipelen bent.” -De Wens der Eeuwen, blz. 558.
VRIJDAG
31 oktober
TERUGBLIK
1. Welke plicht ligt besloten in de woorden: ‘Zalig zijn de barmhartigen’?
2. Beschrijf de omvang van echt evangeliseren.
3. Welke zelfopoffering is een echte weergave van het karakter van Christus?
4. Hoe kunnen wij het beste de godsdienstige belangstelling van onze naasten opwekken?
5. Wat zal Christus zeggen tot degenen aan Zijn ‘rechterhand’, wanneer Hij in Zijn heerlijkheid zal komen?