Back to top

Sabbath Bible Lessons

Het Licht der Wereld (IV)

 <<    >> 
Les 11 SABBAT, 13 december 2014

EVANGELIEOPDRACHT

“Laat alle dingen eerbaar en met orde geschieden” (1 Korinthe 14:40).

“Er is orde in de hemel en dit moet worden nagevolgd door hen op aarde, die erfgenamen zijn van de verlossing.” –Testimonies 2, blz. 697-698.

Aanvullende studie:   Eerste Geschriften, blz. 108-117. 

ZONDAG 7 december

1. DE VOORNAAMSTE WEGEN VAN GOD

A. Wat zegt God over het verschil tussen onze wegen en Zijn wegen? Jesaja 55:8-9.

B. Wat moeten wij in ernstige overweging nemen bij al onze plannen om het werk van God te leiden? Éfeze 6:6.

“Als volk moeten wij Gods plannen bestuderen om Zijn werk te leiden. Waar Hij ook Zijn aanwijzingen heeft gegeven met betrekking tot enig punt, wij moeten zorgvuldig overwegen hoe Zijn uitgedrukte wil te beschouwen.” –Testimonies to Ministers, blz. 342.

C. Beschrijf Paulus’ houding en die van de andere apostelen aangaande evangelieorde. 1 Korinthe 4:1-2.

“Paulus stond pal voor de waarheid. Hij was er zich van bewust, dat de gemeente nooit onder het toezicht van de menselijke macht moest worden geplaatst. De overleveringen en leerstellingen van mensen moesten niet de plaats van de geopenbaarde waarheden innemen... Terwijl hij voor rechtstreekse leiding tot God opzag, was hij steeds bereid het gezag te erkennen van de kerkelijke gemeente, waarin de gelovigen samen waren gebracht. Hij voelde de noodzakelijkheid tot overleg, en wanneer zich belangrijke aangelegenheden voordeden, was hij verheugd deze aan de gemeente voor te leggen en in vereniging met zijn broeders God te vragen om wijsheid voor het nemen van de juiste beslissingen.” -Van Jeruzalem tot Rome, blz. 148.


MAANDAG 8 december

2. ORGANISATIE IN DE TIJD VAN HET OUDE TESTAMENT

A. Welke raad gaf Jethro aan zijn schoonzoon, Mozes, en waarom? Exodus 18:14-22.

“God is een God van orde. Alles, wat met de hemel verbonden is, is in volmaakte harmonie; onderdanigheid en grondige discipline kenmerken de hemelse heerscharen. Succes kan slechts plaatsvinden, waar orde en harmonie bestaan. Evenals vroeger eist God ook nu orde en regelmaat in Zijn werk. Allen, die voor Hem werken, moeten op verstandige wijze werken en niet op een zorgeloze, willekeurige manier. God wil, dat Zijn werk getrouw en nauwgezet wordt verricht, zodat Hij daarop het zegel van Zijn goedkeuring kan plaatsen.” -Patriarchen en Profeten, blz. 340.

B. Omschrijf de vier belangrijkste bekwaamheden, die in de mannen, gekozen om verantwoordelijkheden te dragen in het leger van Israël, moeten worden gezocht. Exodus 18:21.

“(Zie Exodus 18:19-23). Deze raad is voor ons... In Zijn opdracht aan Mozes zette de Heer duidelijk uiteen het karakter van degenen, die belangrijke posities als raadgevers moesten vervullen. Zij moeten ‘kloeke mannen, God vrezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende’ zijn. De raad van de Heer is vreemd genoeg verwaarloosd.” –Testimonies to Ministers, blz. 341.

C. Waarom was Bileam genoodzaakt om zegeningen uit te spreken over Israël, terwijl zijn geest vervuld was met vloeken? Numeri 23:8-9. Op welke basis zou Israël gezegend worden? Deuteronomium 4:1, 6-9.

“Terwijl Bileam neerzag op de legerplaats van Israël, zag hij vol verbazing de tekenen van hun voorspoed. Men had hem verteld, dat ze een woeste, wanordelijke menigte vormden, die het land door strooptochten onveilig maakte en een schrik vormde voor de omringende volken; maar wat hij zag, was hiermee in tegenspraak. Hij aanschouwde de uitgestrektheid en regelmaat van hun legerkamp, waar alles het kenmerk droeg van grondige discipline en orde. Hij zag de gunst, waarmee God neerzag op Israël en hun onderscheiden karakter als Gods uitverkoren volk. Ze zouden niet op één lijn staan met de hen omringende volken, maar ver boven hen verheven zijn.” -Patriarchen en Profeten, blz. 404.


DINSDAG 9 december

3. ORGANISATIE IN DE GEMEENTE VAN HET NIEUWE TESTAMENT

A. Met welk doel geeft God gaven en genade aan een ieder van Zijn dienaren? Éfeze 4:7-8, 11-12.

“In onze verschillende roepingen moet er een wederzijdse afhankelijkheid van elkaar zijn voor hulp.” –Testimonies to Ministers, blz. 491.

B. Wat moet onze geest kenmerken om het werk van de Heer in ons midden te laten slagen? 1 Korinthe 12:21, 25; Éfeze 4:16. Voor welke dwaling moeten zij de deur sluiten?

“Laat elk van ons wachten op de Heer en Hij zal ons leren hoe te werken. Hij zal ons openbaren het werk, dat wij het beste kunnen uitvoeren. Dit zal de mensen niet leiden om te beginnen in een onafhankelijke geest, om nieuwe theorieën te verkondigen. In deze tijd, als Satan tracht de wet van God nietig te verklaren door de verheffing van valse wetenschap, moeten wij zeer zorgvuldig waken tegen alles, wat de neiging zou hebben om ons geloof te verminderen en onze krachten te verstrooien. Als medewerkers van God moeten wij in harmonie zijn met de waarheid en met onze broeders en zusters. Er moet overleg en samenwerking zijn.” –Testimonies to Ministers, blz. 490.

“De geest om zich terug te trekken van onze medearbeiders, de geest van wanorde, is in de lucht, die wij inademen. Door sommigen worden alle pogingen om orde te vestigen gezien als gevaarlijk, als een beperking van de persoonlijke vrijheid, en dus te vrezen als het pausdom.” –Testimonies to Ministers, blz. 488.

C. Hoe moeten de volgelingen van Christus elkaar respecteren? 1 Petrus 5:5-6.

“Onder Gods volk zijn mensen, die jarenlange ervaring hebben gehad in Zijn werk, mensen die niet zijn afgeweken van het geloof. Ondanks de grote beproevingen, die zij hebben ondervonden, zijn zij trouw gebleven. Deze mensen moeten beschouwd worden als beproefde en uitgekozen raadslieden. Zij moeten gerespecteerd worden en hun oordeel moet geëerd worden door degenen, die jonger zijn of die minder ervaring hebben, ook al kunnen deze jongere mannen een officiële positie hebben.” –Testimonies to Ministers, blz. 497.


WOENSDAG 10 december

4. ONZELFZUCHTIGE DIENSTKNECHTEN

A. Welke standaard moeten wij aannemen bij het inzegenen van gemeentebeambten? Titus 1:5-9.

“Ernstige verantwoordelijkheid rust op degenen, die tot het leidersambt van Gods gemeente op aarde geroepen zijn.” -Van Jeruzalem tot Rome, blz. 66.

“Bij het regelen van zaken in alle gemeenten en bij de in zegening van geschikte personen om als ambtsdragers dienst te doen, hielden de apostelen zich aan de hoge maatstaven, die in het Oude Testament staan aangegeven.” –Van Jeruzalem tot Rome, blz. 68.

“Ik zag, dat de kerk zijn verantwoordelijkheid moet gevoelen en zorgvuldig en aandachtig letten op het leven, de hoedanigheden en de wandel over het algemeen van degenen, die voorgeven leermeesters te zijn. Indien er geen onmiskenbaar bewijs gegeven wordt, dat God hen geroepen heeft, en dat het ‘wee’ op hen rust, indien zij geen gehoor geven aan deze roepstem, is het de plicht van de kerk om handelend op te treden en het bekend te maken, dat deze personen niet door de kerk als leermeesters erkend worden.” -Eerste Geschriften, blz. 112-113.

“Degenen, die belijden dienaars van Jezus te zijn, moeten mannen van ondervinding en innige vroomheid zijn, en dan kunnen zij te allen tijde en in alle plaatsen een heilige invloed uitoefenen.” –Eerste Geschriften, blz. 117.

“Lijden, gebrek, vertwijfeling, ellende, ongeloof, de dienaren van God zullen deze elke dag tegenkomen. Hun werk is geen werk voor eigen genoegen. Veel, veel zielen zijn niet gered. Bevestig uzelf door geloof aan de Heer en zeg zondaars, dat de Verlosser hen roept.” -The Review and Herald, 26 juli 1898.

B. Wat zei de apostel Petrus tot de oudsten van de gemeente ten aanzien van hun verantwoording als onderherders van de kudde van Christus? 1 Petrus 5:1-5.

“Zij, die de functie van onderherders bekleden, moeten vlijtig waken over de kudde des Heren. Dit mag geen dictatoriale waakzaamheid zijn, maar een waakzaamheid die bemoedigt, sterkt en verheft. Bediening betekent meer dan prediken; het betekent ernstige, persoonlijke arbeid.” –Van Jeruzalem tot Rome, blz. 383.

“In verband met zijn instructie aan hen, die een verantwoordelijke plaats in de gemeente bekleden, geeft de apostel verschillende, algemene beginselen aan, die opgevolgd zouden moeten worden door allen, die in kerkelijk verband samenwerken. De jongere leden van de kudde wordt aangeraden om het voorbeeld van hun oudsten te volgen in de praktische uitoefening van christelijke nederigheid.” –Van Jeruzalem tot Rome, blz. 384.


DONDERDAG 11 december

5. ZELF GEZONDEN BOODSCHAPPERS

A. Welk werk doet God ten behoeve van Zijn kinderen in deze laatste dagen? Welke list gebruikt Satan om het werk van de Heer te belemmeren? Romeinen 16:17-18; Handelingen 20:27-30.

“En nu in deze laatste dagen, terwijl God Zijn kinderen tot de eenheid des geloofs brengt, bestaat er meer wezenlijke behoefte aan orde dan ooit tevoren; want, terwijl God Zijn kinderen samen bindt, zijn Satan en zijn boze engelen zeer bezig om deze eenheid te verhinderen en tot niet te maken. Daarom worden er mannen haastig in de wijngaard uitgestoten, die het aan wijsheid en oordeel ontbreekt, die misschien hun eigen huis niet goed regeren, en geen orde of macht hebben over de weinigen, die God in hun tehuis aan hun zorg heeft toevertrouwd en die zich toch geschikt achten om het opzicht te hebben over de kudde…

Mensen, van wie het leven niet heilig is en die niet geschikt zijn om de tegenwoordige waarheid te verkondigen, gaan de wijngaard binnen zonder door de kerk of de broeders in het algemeen erkend te worden, en verwarring en onenigheid zijn er het gevolg van.” -Eerste Geschriften, blz. 108-109.

B. Wat is makkelijker te gaan naar plaatsen, die bedorven zijn door boden, die zichzelf gezonden hebben, of nieuwe velden te betreden?

“Het put de geest van Gods afgezanten veel meer uit naar plaatsen te gaan, waar degenen geweest zijn, die deze verkeerde invloed uitgeoefend hebben dan om op een nieuwe akker te beginnen.” –Eerste Geschriften, blz. 111.


VRIJDAG 12 december

TERUGBLIK

1. Welke bekwaamheden moeten duidelijk zijn bij hen, die gekozen worden voor Gods werk?

2. Waarom geeft God gaven en genade aan een ieder van Zijn dienaren?

3. Welke houding moeten wij allemaal tonen tegen elkaar om het succes van het werk van de Heer in ons midden te waarborgen?

4. Welke standaard namen de apostelen aan bij het inzegenen van beambten voor de gemeente?

5. Wat is de waarschuwing van Paulus in Handelingen 20:27-30?

 <<    >>